De zeekant 1968

Gepubliceerd op 25 juli 2022 om 22:04

De lucht is blauw, de dagen zijn nog blauw. Zomer is rond het middaguur. Het uur van de stilte. 

Uitgeput kom ik bij het graf aan. Ik klim op het muurtje van kinderkopjes en ik kijk naar beneden. Mijn hart klopt in mijn keel. Het graf dat door een hoog hek omgeven is ligt er vredig bij. Burgemeester De Roock. Redder van de Gevangenpoort. Daar ligt hij begraven. Samen met zijn vrouw. Ik vraag me af: Liggen ze samen in een kist of apart? En waar ligt dan dat paard? Zijn daar ook kisten voor? Over het hek klimmen durf ik niet. Ik zou ook niet willen dat ze over mij zouden lopen. Ik kom weer omhoog en steek de Scheldelaan over. Alleen de zeemeeuwen zijn te horen.

Het is het uur van de stilte.

De Oosterschelde schittert in de verte. De modder beneden aan mijn voeten ruikt ziltig. Ik doe mijn schoenen uit en zet een stap vooruit. De blubbers is lauw en voelt satijn zacht aan. Het is een sensatie die ik niet eerder heb gevoeld. Het kriebelt tussen mijn tenen. Het lijkt wel alsof de modder leeft. Alles ademt om me heen. Het borrelt en het pruttelt. Zou ik verderop nog kreukels kunnen vinden? Bij elke stap wordt de modder natter en koeler. Iets verder glinstert een zilverstrook.  Het zijn glitters in het zonlicht, alsof de kreek vol ligt met diamanten. Overal om me heen lijkt de grond te ademen. Waar ik ook kijk, allemaal kleine wormpjes zand. Ik doe een stap in de richting van het water. Hoop dat het lekker koel is. Het roept me ook: Kom maar dichterbij, toe dan. Ik kan de roep niet weerstaan. Dan zak ik tot aan mijn enkels diep in de modder. Als ik een stap achteruit doe zak ik nog wat verder. Ik raak in paniek! Wat als het drijfzand is. Verwilderd kijk ik om me heen.

Maar ik ben alleen, alleen met de zon. Geen zuchtje wind om mijn verhit voorhoofd af te koelen. Verlaten van iedereen, de wereld om me heen is stilgevallen.

Als ik zelf nog maar kan bewegen. Om hulp roepen heeft geen zin. Ik trek mijn voet er met enige moeite uit en zet een grote stap naar achter. Gelukkig. Ik zak niet verder. Ik draai me om en sprint terug naar het droge zand. Mijn hart klopt in mijn keel. Terwijl heel de wereld in brand lijkt te staan, valt die onrust in het niet bij de angst die ik heb om in het zand te verdrinken. Met modder tot aan mijn knieën klauter ik omhoog maar de Scheldelaan. Op het stenen muurtje bij het graf ga ik hijgend zitten. De vraag is nu: hoe krijg ik mijn voeten schoon? Ik wil niet dat mijn moeder er achter komt wat ik heb gedaan. Dan zwaait er wat. Misschien bij een vriendinnetje in een teiltje water gaan staan? 

Ik hoop dat het lukt.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.